Meer gedetineerden moeten het laatste deel van hun vrijheidsstraf doorbrengen buiten de penitentiaire inrichting, zodat zij zich kunnen voorbereiden op hun terugkeer in de maatschappij. Dat concludeert de Inspectie voor Sanctietoepassing in het rapport 'praktijk penitentiaire programma's' dat minister Hirsch Balin van Justitie vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De penitentiaire programma's dragen bij aan het voorkomen van recidive.
De Penitentiaire Beginselenwet maakt het sinds 1999 mogelijk dat gedetineerden in het laatste deel van hun onvoorwaardelijke vrijheidsstraf deelnemen aan een penitentiair programma. In de praktijk komt dat erop neer dat jaarlijks circa tweeduizend gedetineerden de laatste periode van hun straf doorbrengen buiten de penitentiaire inrichting en deelnemen aan opleidingen of werk. Zij blijven onder toezicht staan, maar wonen, werken en leren buiten de inrichting. Door deze geleidelijke terugkeer in de samenleving kan de kans op recidive afnemen.
De Inspectie constateert dat deelname aan de penitentiaire is verbonden aan strikte voorwaarden zoals geen drugsgebruik en behoorlijk gedrag tijdens de detentie. Volgens het inspectierapport is het nadeel van deze voorwaarden, dat vaak de (sociaal) kwetsbare of problematische gedetineerden niet in aanmerking komen voor een penitentiair programma. En dat terwijl deze groep extra baat zou hebben bij deelname om het recidiverisico verder in te perken. Gedetineerden die in combinatie met hun gevangenisstraf een vervangende hechtenis moeten uitzitten, omdat zij hun boetes niet kunnen betalen zijn in de praktijk ook van deelname uitgesloten.
De onderzoekers concluderen dat de inhoud van de individuele dossiers vaak nog onvoldoende is en dat de verantwoordelijkheidsverdeling tussen de betrokken instanties erg ingewikkeld blijkt te zijn, waardoor het uitwisselen van informatie moeizaam verloopt. Ook zijn de penitentiaire programma's volgens het onderzoek te weinig toegespitst op de individuele deelnemers, onder meer doordat de systematische beoordeling van risico's onvoldoende wordt toegepast.
De inspectie beveelt daarom aan dat het detentieverloop en de overwegingen om iemand al dan niet in een penitentiair programma te plaatsen, op een gestandaardiseerde wijze moet worden vastgelegd. De verdeling van taken en verantwoordelijkheden moet ingrijpend worden vereenvoudigd en de executie van boetevonnissen zou deelname aan het penitentiair programma niet meer automatisch in de weg mogen staan. Tenslotte moeten de kansen voor deelname aan een penitentiair programma worden vergroot voor gedetineerden met een straf korter dan een jaar; zorgbehoevende gedetineerden en gedetineerden die tijdens hun detentie drugs hebben gebruikt.
Het ministerie van Justitie zal de aanbevelingen uit het rapport waar mogelijk overnemen. Dat schrijft de minister van Justitie in zijn reactie op het rapport. Hij tekent daar wel bij aan dat een aantal bevindingen overeenkomt met conclusies die het ministerie in een eerder stadium ook heeft getrokken. Zo is al gestart met beoordelen van alle langverblijvende gedetineerden op recidiverisico's in het project Terugdringen Recidive.Deze aanpak maakt het mogelijk meer gedetineerden in aanmerking te laten komen voor een penitentiair programma. Onderdeel van het project Terugdringen Recidive is een samenwerkingsmodel tussen de Dienst Justitiële Inrichtingen en de drie reclasseringsorganisaties, waardoor het uitwisselen van informatie beter zal verlopen. Het ministerie zal bekijken of het probleem van de boetevonnissen opgelost kan worden, maar stelt voorop dat geen toegang tot het penitentiaire programma verleend kan worden zonder uitzicht op betaling van boetes of schadevergoedingen.
Inspectie Sanctietoepassing
De Inspectie voor de Sanctietoepassing houdt toezicht op de reclasseringsorganisaties en op alle landelijke diensten en inrichtingen die onder de Dienst Justitiële Inrichtingen vallen. De inspectie onderzoekt of de taken van deze verschillende organisaties effectief en met voldoende kwaliteit worden uitgevoerd. Bovendien houdt de inspectie toezicht op de naleving van wet- en regelgeving.
De inspectie is onafhankelijk, maar organisatorisch een onderdeel van het ministerie van Justitie. Bevindingen van de inspectie worden gerapporteerd aan de minister van Justitie.
bron:MinJus