Experimenten met dynamische
maximumsnelheden op snelwegen worden op korte termijn wettelijk
mogelijk. Via een aanvulling op het experimenteerartikel in de
Wegenverkeerswet 1994 zorgt minister Peijs van Verkeer en
Waterstaat ervoor dat er snel een beter inzicht komt in de
mogelijkheden en effecten van dynamische snelheidslimieten. Het
gaat hierbij om maximumsnelheden die tijdelijk en afwijkend van de
permanente maximumsnelheid onder specifieke omstandigheden worden
ingesteld op afgesproken trajecten. Aanpassing van de
snelheidslimiet aan onverwachte en wisselende situaties zoals weer,
drukte of een ongeval kan de verkeersveiligheid vergroten, de
doorstroming verbeteren en de milieubelasting beperken. Peijs wil
hiermee in 2007 een aantal proeven starten.
Het permanent aanpassen van de
maximumsnelheid is normaal gesproken een langdurige en bewerkelijke
procedure, waarbij milieuonderzoeken en besluiten van verschillende
overheden nodig zijn. Minister Peijs wil nu echter eerst een goed
(praktijk)beeld hebben van de effecten van een hogere of lagere
snelheid op de doorstroming en geluidsbelasting, voordat een
uitgebreid geluidsonderzoek wordt uitgevoerd. De wegsituaties
blijken vaak zo complex dat theoretische modelberekeningen niet
voldoende informatie opleveren. Juist zorgvuldig praktijkonderzoek
is gewenst om inzicht te krijgen in de gevolgen van een bepaalde
snelheidsmaatregel. Daarom wordt in het experimenteerartikel
opgenomen dat sommige regels uit de Wet geluidhinder voor de duur
van een experiment tijdelijk niet gelden. Er mogen dan tijdelijke
regels worden ingesteld die afwijken van bestaande regels, zoals
een vrijstelling van geluidsonderzoek.
Experimenten mogen maximaal twee jaar
duren. De maximumsnelheden bij de experimenten mogen in elk geval
niet hoger zijn dan 120 km/u. Als blijkt dat het experiment is
geslaagd en wordt omgezet in een definitief verkeersbesluit, moet
alsnog de normale procedure worden gevolgd, waaronder een
uitgebreid geluidsonderzoek. Bij een permanente verhoging van de
maximumsnelheid moet het geluidsniveau in ieder geval gelijk zijn
aan de situatie bij aanvang van het experiment. Als het experiment
niet de gewenste effecten heeft en dus geen definitieve status
krijgt, wordt de wettelijke situatie ter plekke weer hetzelfde als
voorafgaande aan het experiment.
bron:VenW