Meer huidziekten, minder luchtweginfecties - Rotterdam, 10 december 2004 - Kinderen komen 20% minder vaak bij de
huisarts dan vijftien jaar geleden. Het aandeel van huidaandoeningen is
daarbij opvallend gestegen. Van de kinderen die de huisarts raadplegen,
worden er minder verwezen naar een medisch specialist dan vijftien jaar
geleden.
Dit zijn de belangrijkste uitkomsten van het onderzoek waarop Hanneke
Otters op 15 december aanstaande promoveert aan de Erasmus Universiteit
Rotterdam.
Otters voerde haar onderzoek uit bij de afdeling Huisartsgeneeskunde
van het Erasmus MC in Rotterdam, in nauwe samenwerking met het NIVEL te
Utrecht. Ze maakte gebruik van gegevens van de eerste en tweede
Nationale studie naar Ziekten en Verrichtingen in de huisartspraktijk,
uitgevoerd door het NIVEL in respectievelijk 1987 en 2001. Aan beide
studies nam een grote, representatieve groep huisartsen deel, verspreid
door het gehele land. Bij beide studies waren ruim 80.000 kinderen in
de leeftijd van 0 tot 18 jaar betrokken.
In 1987 gingen kinderen gemiddeld 2,7 keer per jaar naar de huisarts,
in 2001 was dit gedaald tot 2,1 keer per jaar. Mogelijke verklaringen
voor deze daling zijn veranderingen in de ziektekostenverzekering (de
zelfzorgmiddelen worden niet meer vergoed) en het mogelijk toegenomen
besef dat bepaalde gezondheidsproblemen vanzelf overgaan.
Kinderen kwamen in 2001 vaker met huidproblemen en minder vaak met
luchtwegproblemen bij de huisarts dan kinderen in 1987. De relatieve
toename van het aantal huidproblemen is te verklaren door een stijging
in besmettelijke huidproblemen, zoals huidschimmels en krentenbaard.
Meer onderling contact tussen kinderen in 2001 vergeleken met 1987,
zoals in crà¨ches en andere vormen van kinderopvang, is een mogelijke
verklaring voor de relatieve toename van deze problemen.
Dat huisartsen minder kinderen met luchtwegproblemen zien is te
verklaren doordat kinderen minder vaak met een bovenste
luchtweginfectie, zoals verkoudheid, bij de huisarts komen. Dit
betekent overigens niet dat kinderen tegenwoordig ook minder
luchtweginfecties doormaken, maar zij consulteren de huisarts hier
minder vaak voor dan in 1987.
Het overgrote deel van de gezondheidsproblemen die door kinderen aan de
huisarts worden aangeboden, handelt de huisarts zelf af. In 1987 was
dit 92%, in 2001 is dit verder gestegen naar 93,5%. Dit impliceert dat
het aantal verwijzingen daalde met ongeveer 20%. Er werd minder vaak
naar specialisten verwezen voor huidaandoeningen, en dat terwijl de
huisarts vaker huidproblemen zag bij kinderen. Er werden ook minder
vaak verwezen voor aandoeningen aan het bewegingsapparaat (gewrichten,
spieren) en aan de ogen. Er was een toename van verwijzingen voor
psychologische problemen, met name doordat er meer verwijzingen waren
vanwege leerproblemen.
De Tweede Nationale Studie is een omvangrijke studie naar ziekten en
verrichtingen in de huisartspraktijk die in opdracht van het Ministerie
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is uitgevoerd door het
NIVEL in samenwerking met het RIVM. Voor het onderzoek zijn ruim 12.500
Nederlanders ondervraagd en gegevens verzameld uit 104
huisartspraktijken die deel uitmaken van het Landelijk Informatie
Netwerk Huisartsenzorg (LINH.)
Bron: Erasmus MC