Het IKV en Pax Christi zijn geschokt door
berichten die wijzen op foltering van Irakese gevangenen door de
Nederlandse krijgsmacht. De uitzending van Nederlandse militairen
moet bijdragen aan bescherming van de internationale vrede en
veiligheid en/of de bevordering van de internationale rechtsorde en
dient in overeenstemming te zijn met het volkenrecht. Gedragingen
en handelingen die een wrede, onmenselijke of vernederende
behandeling of bestraffing voorstellen vallen onder het absolute
folterverbod. Het IKV en Pax Christi menen dat relativering van dit
folterverbod niet acceptabel is. Ook niet in tijd van oorlog.
Het IKV en Pax Christi hebben bij diverse
gelegenheden en veelal onder voorwaarden steun gegeven aan de
deelname van Nederlandse militairen aan vredesmissies. Het
maatschappelijk draagvlak voor militaire vredesmissies is echter
geen vanzelfsprekendheid. De mogelijke betrokkenheid van
Nederlandse militairen bij foltering veroorzaakt niet alleen forse
reputatieschade maar tast ook de legitimatie van de krijgsmacht en
het maatschappelijk draagvlak voor vredesmissies aan.
De deelname aan missies met een hoog
geweldsniveau, zoals in Irak en Afghanistan, brengt hoge
risico’s met zich mee en stelt hoge eisen aan de bescherming
van uitgezonden troepen. De normatieve doelstelling van
vredesmissies stelt echter de strikte voorwaarden aan geweldgebruik
en het optreden van Nederlandse militairen. Wrede, onmenselijke of
vernederende behandeling of bestraffing van gevangenen ondergraven
de normatieve doelstellingen van vredesmissies.
De Nederlandse regering heeft een
onafhankelijk onderzoek aangekondigd naar de foltering van Irakese
gevangenen door Nederlandse militairen in 2003. Het is van belang
dat volledige openheid van zaken wordt gegeven.
VN-Verdrag tegen foltering
Minister van Defensie Kamp heeft op
vrijdag 17 november in een persconferentie laten weten dat volgens
de Koninklijke Marechaussee er geen strafbare feiten zijn gepleegd
door de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Professor
Willem van Genugten, hoogleraar Internationaal Recht is echter van
mening dat er wel degelijk sprake van foltering. Hij wijst daarbij
op het VN verdrag tegen foltering:
Voor de toepassing van het VN-Verdrag
tegen foltering en andere wrede, onmenselijke en onterende
behandeling wordt onder “foltering” verstaan iedere
handeling waardoor opzettelijk hevige pijn of hevig leed,
lichamelijk dan wel geestelijk, wordt toegebracht aan een persoon
met zulke oogmerken als om van hem of van een derde inlichtingen of
een bekentenis te verkrijgen, hem te bestraffen voor een handeling
die hij of een derde heeft begaan of waarvan hij of een derde wordt
verdacht deze te hebben begaan, of hem of een derde te intimideren
of ergens toe te dwingen dan wel om enigerlei reden gebaseerd op
discriminatie van welke aard ook, wanneer zulke pijn of zulk leed
wordt toegebracht door of op aanstichten van dan wel met de
instemming of gedogen van een overheidsfunctionaris of andere
persoon die in een officiële hoedanigheid handelt. Foltering
omvat niet pijn of leed slechts voortvloeiend uit, inherent aan of
samenhangend met wettige straffen.
Dit artikel behoort tot het dwingende
internationale recht en er mag zelfs in tijden van oorlog niet van
worden afgeweken. Het folterverbod is “absoluut”.
De Adviesraad Internationale Vraagstukken
heeft in zijn interim-advies over het folter verbod (december 2005)
zijn zorg uitgesproken over het voortdurende relativering van het
absolute folterverbod. Enkele relevante citaten uit dit advies:
De reikwijdte van het verbod op
foltering
Het verbod van foltering en andere vormen
van wrede, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing,
dat reeds in reactie op de massale folterpraktijken en andere
onmenselijkheden van de Tweede Wereldoorlog een vooraanstaande
plaats kreeg in de Universele Verklaring van de Rechten van de
Mens, is in dezelfde bewoordingen vastgelegd in wereldwijde en
regionale mensenrechtenverdragen. Dit verbod is nader uitgewerkt in
de eerder genoemde Verklaring (1975) en het Verdrag (1984) van de
Verenigde Naties. De in artikel 1 van het Verdrag vervatte
definitie van het begrip foltering hanteert een viertal criteria:
de ernst van het toegebrachte leed, de opzet van de dader, de
identiteit van de pleger en het doel van de handeling. De AIV acht
dit interim-advies niet de plaats om al deze criteria te
analyseren, maar hij wil wel signaleren dat er een verontrustende
tendens is om afbreuk te doen aan de aard en omvang van het
folterverbod zoals verdragsrechtelijk vastgelegd. Illustratief in
dit verband waren juridische beleidsmemoranda binnen de Amerikaanse
regering over de strafrechtelijke uitleg van het folterverbod.
Aldus zou volgens aldaar geponeerde
opvattingen alleen sprake zijn van foltering indien de intensiteit
van het toegebrachte leed zodanig ernstige fysieke gevolgen zou
hebben dat dit zou leiden tot uitschakeling van menselijke organen,
afbreuk van lichamelijke functies of zelfs tot overlijden. Maar ook
al zou een bepaalde behandeling (bijvoorbeeld een verhoormethode)
de grenzen van het toelaatbare overschrijden, dan bestaan, volgens
dezelfde redenering, in het kader van de effectieve bestrijding van
het terrorisme rechtvaardigingen voor een dergelijk gedrag op grond
van de begrippen noodzakelijkheid en zelfverdediging. Weliswaar
zijn genoemde beleidsmemoranda niet het laatste woord gebleven
binnen de Amerikaanse regering en hebben zij in brede kring kritiek
uitgelokt, zij zijn niettemin illustratief voor een opvatting en
een mentaliteit die de analyse van wat al dan niet onder foltering
valt laat bepalen door de gepercipieerde behoefte – dat wil
zeggen aan zeer harde verhoormethoden. Dit leidt tot het
relativeren van het absolute folterverbod.
Deze ontwikkelingen en het imperatieve
karakter van het folterverbod zijn voorwerp geworden van politiek
debat. Zo heeft de Amerikaanse Senaat ingestemd met het voorstel
van senator McCain om expliciet vast te leggen dat militairen
alleen ondervragingstechnieken mogen toepassen die zijn toegelaten
in het Amerikaanse Army Field Manual en dat het verbod op foltering
en wrede of onmenselijke behandeling ook geldt voor buitenlanders
die zich buiten de Verenigde Staten in Amerikaanse detentie
bevinden. Daarmee heeft de Senaat zich kritisch uitgelaten over de
wijze waarop de regering poogt het folterverbod zo beperkt mogelijk
te interpreteren. Dit is een positieve ontwikkeling van meer
recente datum. Zij kan niet los worden gezien van de alerte
rapportage, binnen de Verenigde Staten en in andere landen, van
media en de research en woordvoering van nationale en
internationale NGO’s.
Voorts merkt de AIV op dat ook wrede,
onmenselijke en vernederende behandeling, waarvan foltering een
verzwaarde vorm is, verdragsrechtelijk onder het absolute verbod
valt. In de loop der jaren is uitvoerige jurisprudentie ontwikkeld
door internationale en regionale toezichthoudende organen op het
gebied van de rechten van de mens op grond waarvan bepaalde
ingrijpende verhoormethoden, vaak in onderlinge combinatie zoals
‘hooding’, onthouding van slaap over lange periodes,
bedreigingen waaronder bedreiging met de dood, gewelddadig door
elkaar schudden, gebruik van koud water of koude lucht e.d., ook
onder dit absolute verbod vallen. Daarom is een redenering dat een
bepaalde gedraging niet de intensiteit van foltering vertoont, maar
‘slechts’ wrede, onmenselijke en vernederende
behandeling voorstelt, niet steekhoudend. Het absolute verbod geldt
ook voor dit soort gedragingen of behandelingen.
bron:IKV