In 2006 is de levensloopregeling van start
gegaan. In het eerste jaar nam slechts één op de
twintig werknemers deel aan deze regeling. De deelnemers zijn vaak
hoogopgeleid. De helft deed mee om eerder te kunnen stoppen met
werken.Dat blijkt uit periodieke waarnemingen van het CBS.
Deelname aan spaarloonregeling is veel
groter
In 2006 maakten ruim 340 duizend
werknemers met een baan van ten minste twaalf uur per week gebruik
van de levensloopregeling. Dit komt neer op 5,5 procent van de
werknemers in de werkzame beroepsbevolking.
De oudere spaarloonregeling is met een
deelname van 43 procent veel populairder. Van de werknemers die
deelnemen aan de levensloopregeling gaf bijna twee derde aan eerder
meegedaan te hebben aan de spaarloonregeling. Werknemers kunnen
niet aan beide regelingen tegelijk deelnemen.
Levensloopregeling vooral voor
hoogopgeleiden
Hoogopgeleide werknemers nemen relatief
vaak deel aan de levensloopregeling. Onder hoogopgeleiden is de
deelname 8 procent, tegen minder dan 4 procent bij laagopgeleiden.
Oudere werknemers nemen wat vaker deel dan jongere en mannen wat
vaker dan vrouwen. Daarnaast doen fulltimers en werknemers met een
vast dienstverband vaker dan gemiddeld mee.
Meeste deelnemers willen eerder stoppen
met werken
De helft van de deelnemers aan de
levensloopregeling legt in om eerder te kunnen stoppen met werken.
Bijna drie op de tien geven aan nog niet te weten waarvoor ze
sparen. Zes procent wil het gespaarde geld gebruiken voor
toekomstig ouderschapsverlof en 5 procent geeft aan het te willen
gebruiken voor een sabbatical.
Zorg, studie of vrijwilligerswerk
nauwelijks reden
Verlof om voor een zieke naaste te zorgen,
studieverlof en verlof voor vrijwilligerswerk blijken niet of
nauwelijks een reden om deel te nemen aan de levensloopregeling.
Dit komt wellicht ook omdat het moeilijk te voorspellen is of dit
in de toekomst aanleiding zal zijn om verlof te willen.
bron:CBS