Er komt een overgangsregeling van drie jaar voor basisscholen met achterstandsleerlingen om de financiële effecten van de nieuwe gewichtenregeling op te kunnen vangen. De belangrijkste aanpassing in die nieuwe regeling is dat etniciteit geen rol meer speelt. De drempel in de gewichtenregeling wordt aanzienlijk lager en gaat van negen naar vijf a zes procent. Naast de herziening van de gewichtenregeling worden in de periode tot 1 augustus 2006 bij 20 gemeenten pilots uitgevoerd voor de schakelklassen.
De ministerraad heeft op voorstel van minister Van der Hoeven ingestemd met toezending aan de Tweede Kamer van de brief .Onderwijsachterstandenbeleid.. Deze brief is een vervolg op de brief van
9 juli 2004 en het Algemeen overleg 27 oktober 2004 met de Tweede Kamer.
In de schakelklassen zitten leerlingen (autochtone en allochtone) uit het basisonderwijs die een dusdanige taalachterstand hebben, dat zij niet met succes kunnen deelnemen aan het onderwijs. Doel van een schakelklas is dat de taalachterstand zo snel mogelijk wordt weggewerkt zodat de leerlingen weer deel kunnen nemen aan het reguliere onderwijsprogramma. Het extra taalonderwijs kan op twee manieren worden gegeven (beide vormen worden als schakelklas aangeduid). Ofwel gedurende à©à©n schooljaar in een daartoe speciaal ingerichte groep ofwel in het verlengde deel van de verlengde schooldag. Er worden pilots uitgevoerd bij ruim 20 gemeenten in de periode tot 1 augustus 2006. Daarna worden schakelklassen in het hele land ingevoerd.
Gewichtenregeling
In het basisonderwijs krijgen scholen extra geld voor kinderen met een achterstand. Het extra geld dat basisscholen krijgen voor het wegwerken van onderwijsachterstanden wordt voortaan nadrukkelijker gebaseerd op de feitelijke achterstand van een kind. De nieuwe gewichtenregeling ziet er als volgt uit: kinderen van ouders met maximaal lbo/vbo krijgen een .gewicht. toegekend van 0,3. Kinderen van ouders met maximaal basisonderwijs krijgen een gewicht van 1,2. Als uit een taaltoets blijkt dat deze kinderen een extra grote taalachterstand hebben dan krijgt het kind een gewicht van 2,4 toegekend. Om scholen te stimuleren het geld zo vroeg mogelijk in te zetten, zal de toekenning van het zwaarste gewicht alleen bestemd zijn voor leerlingen uit groep 1 tot en met 4. Na groep vier komen zij weer in aanmerking voor het oorspronkelijke gewicht van 1,2. Ook zal er een plafond van 80 procent worden opgenomen in de regeling. Dat betekent dat een school niet meer dan voor 80 procent aan achterstandsleerlingen extra geld krijgt.
Van een school mag verwacht worden dat een bepaald percentage leerlingen met achterstanden binnen de reguliere formatie kan worden opgevangen. Daarom wordt in de gewichtenregeling een drempel gehanteerd voordat scholen extra geld krijgen voor het aanpakken van die achterstanden. Deze drempel wordt aanzienlijk lager en gaat van negen procent naar vijf a zes procent. Dit betekent dat straks 54 procent van de scholen in aanmerking komt voor het extra geld en dat is nu 38 procent.
Overgangsregeling
Om de financiële effecten van de nieuwe gewichtenregeling op te kunnen vangen, komt er een overgangsregeling voor de basisscholen. Een school krijgt het eerste jaar waarin de financiële gevolgen van de nieuwe gewichtenregeling merkbaar zijn (in 2007), maximaal 20 procent minder gewichtengeld dan wat de school in de oude situatie had gekregen. De school die door de gewichtenregel meer geld zou krijgen, krijgt ook maximaal 20 procent meer. Het tweede jaar geldt een beperking tot 40 procent van het verschil tussen de oude en de nieuwe gewichtenregeling en het derde jaar is dat percentage 60 procent. Daarna geldt de nieuwe gewichtenregeling voluit. De scholen in de vier grote meenten (G-4) gaan er per saldo gezamenlijk ongeveer 11 miljoen euro op achteruit en de grotere gemeenten (G-30) vier miljoen op achteruit; de scholen in de kleinere gemeenten zullen er per saldo ongeveer 15 miljoen euro op vooruit gaan.
ACHTERGROND
Van de ruim 1,5 miljoen kinderen in het basisonderwijs behoren nu ongeveer 400.000 kinderen tot de doelgroep van het onderwijsachterstandenbeleid. Daarvan is de ene helft van allochtone en de andere helft van autochtone afkomst.
Voor het bestrijden van onderwijsachterstanden ontvangen de gemeenten vanaf 1 augustus 2006 168 miljoen euro op jaarbasis. De scholen voor basisonderwijs krijgen ruim 318 miljoen euro voor het bestrijden van achterstanden.
Scholen zijn de belangrijkste uitvoerders van het achterstandenbeleid en de professionals in het onderwijs hebben het beste zicht op het bestrijden van achterstanden van leerlingen. Daarnaast werken schoolbesturen mee aan de integrale aanpak van onderwijsachterstanden. De gemeenten voeren het lokale beleid van de voor- en vroegschoolse educatie uit en zij zijn verantwoordelijk voor de schakelklassen. De gemeenten blijven verantwoordelijk voor de lokale samenhang in het jeugdbeleid (onder andere leerplicht, voortijdig schoolverlaten, regionale meld- en coà¶rdinatiefunctie).
De huidige gewichtenregeling maakt onderscheid tussen vier categorieën leerlingen die het risico lopen op een onderwijsachterstand. Elke categorie heeft een bepaald 'gewicht', dat aangeeft hoeveel extra geld een school krijgt om eventuele achterstanden van deze leerlingen te voorkomen en te bestrijden. Het gaat om de volgende categorieën leerlingen: kinderen van laag opgeleide autochtone ouders (gewicht 0,25), schipperskinderen (gewicht 0,4), woonwagen- en zigeunerkinderen (gewicht 0,7) en kinderen met laag opgeleide allochtone ouders (gewicht 0,9). Deze regeling kent een drempel van negen procent.
bron:OCW