Steeds meer ouderen tussen de 55 en 65
jaar werken. In 2006 werkte 41,7 procent, in 2005 was dat nog 39,7
procent. Als deze stijgende trend zich voortzet slaagt Nederland er
in om te voldoen aan de afspraken die in de Europese Unie zijn
gemaakt over de arbeidsdeelname van ouderen in 2010
(Lissabon-doelstelling). Staatssecretaris Aboutaleb van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid schrijft dit aan de Tweede Kamer bij de
derde voortgangsrapportage over het ‘Kabinetsstandpunt
Stimuleren langer werken van ouderen’. De bewindsman geeft
hierin een overzicht van de resultaten, initiatieven en voornemens
om ouderen te bewegen langer door te werken.
Vooral vrouwen tussen 55 en 59 jaar werken
steeds vaker: in 2005 werkte 38,3 procent van hen, in 2006 42,7
procent. Dit percentage is de afgelopen tien jaar zo goed als
verdubbeld. Bij mannen is een geringere stijging te zien van 72,2
procent in 2005 naar 73,2 procent in 2006. Vooral bij de ouderen
van 60 tot 65 jaar is nog veel winst te boeken, zo blijkt uit de
voortgangsrapportage. Het aandeel werkenden stijgt daar wel, maar
is nog relatief gering: nu werkt 20,8 procent van die ouderen: 28,8
procent van de mannen (was 25,1 procent in 2005) en 12,8 procent
van de vrouwen (was 11,5 procent). Gemiddeld stoppen mensen op 61
jarige leeftijd met werken. Ook is de arbeidsdeelname van mannen
tussen de 45 en 55 jaar in 2006 nog steeds lager dan rond de
eeuwwisseling.
Actieteam talent 45+
De staatssecretaris toont zich in zijn
brief aan de Kamer bezorgd over de werkloosheid onder ouderen. Die
ligt met 5,1 procent boven het gemiddelde in Nederland van 4,7
procent. Aboutaleb stelt daarom binnenkort het actieteam
‘talent 45+’ in. Die moet een gezamenlijke aanpak door
werkgevers, re-integratiebedrijven, gemeenten en
uitvoeringsorganisaties stimuleren. Ook zal het actieteam het
stokje overnemen van de regiegroep ‘Grijs Werkt’, als
die stopt aan het einde van het jaar. De staatssecretaris stuurde
de Kamer ook een rapportage van de regiegroep. Daaruit blijkt dat
die er de afgelopen jaren goed in geslaagd is om de noodzaak van
langer doorwerken te agenderen en de beeldvorming van ouderen
positief te beïnvloeden.
Steeds meer cao-afspraken over langer
doorwerken
Uit een onderzoek naar 121 cao’s uit
2006 blijkt dat werkgevers en werknemers steeds vaker speciale
afspraken maken om werknemers langer in dienst te houden. Die gaan
over loopbaanbegeleiding, scholing en aanpassing van arbeidstijden
voor ouderen. Aboutaleb heeft het onderzoek, getiteld
‘Perspectief op langer doorwerken’, ook naar de Kamer
gestuurd. De 121 onderzochte cao’s gelden voor 5,3 miljoen
werknemers: tachtig procent van alle werknemers in Nederland die
onder een cao vallen. In 56 procent van de cao’s komt het
begrip ‘oudere werknemer’ voor, in 29 procent de term
‘leeftijdsbewust personeelsbeleid.’ Een op de tien
cao’s bevat afspraken over werving en selectie in verband met
langer doorwerken. De meeste cao’s bevatten specifieke
afspraken voor oudere werknemers om hen langer aan de slag te
houden. Zo bevat een kwart van de cao’s de mogelijkheid om
door te werken na het pensioen. Verder gaan veel afspraken over
aanpassen van de werktijden en arbeidsduurverkorting.
Eerder stoppen met werken is mede als
gevolg van ontmoedigende wettelijke maatregelen, in vergelijking
met vijf jaar geleden veel minder populair geworden. De
mogelijkheid om eerder te stoppen met werken is in veel cao’s
verdwenen. In 2001 golden vut-afspraken voor 83 procent van de
werknemers vallend onder een cao, in 2006 is dat slechts 11
procent.
bron:SZW